dinsdag 19 juni 2012

Roosjes

Het puntje van mijn mes trek ik langs de lijntjes van de roosjes op het plastic tafelkleed. Alsof ik ze zelf aan het tekenen ben. De dunne bladnerven zijn altijd leuk om te doen. Deze kriskrassen alle kanten op. Als een kunstenaar maak ik korte, sierlijke bewegingen. Soms stop ik om mijn kunstwerk te bekijken en knik goedkeurend. Het steeltje maak ik van twee lijntjes, die aan de bovenkant een klein beetje gebogen zijn. Maar dan komt het moeilijkste stuk. De bloemblaadjes. Ontelbare kleine lijntjes die over elkaar heen golven. Daarom doe ik deze altijd als laatste en het lukt het best, wanneer ik het met het scherpe puntje doe. Net daar waar een stukje uit het staal is gebroken.
Ik probeerde eerder de wc open te maken terwijl mijn zus erop zat. Met dit mes kon ik mooi de schroef aan de buitenkant van het slot opendraaien. We deden dat vaak, om elkaar te pesten Om elkaars blote billen te zien. En dan, als het lukte, lachen natuurlijk, de ene lachen en de andere gillen. Een keer wist mijn zus wat ik aan het proberen was en hield het slot aan de binnenkant vast. Ik draaide uit alle macht het slot om. Het mes drukte ik stevig in de schroef, het lemmet begon te verdraaien. Ik liet niet los, terwijl ik door de druk al flink kramp in mijn hand begon te krijgen. Tot plotseling een stukje uit het mes brak. Pang deed het. Het vloog rakelings langs mijn oog. Mijn zus zwaaide de deur open en rende de keuken in. Ik snelde achter haar aan en kon net de achterkant van haar pyjamajasje grijpen. We buitelden over de vloer en schaterden het uit. Haar lange haren vielen over mijn gezicht terwijl we stoeiend over de vloer rolden. Ze rook naar bed en Fenjal zeep.
-Marjolein, niet in het kleed krassen!
Mama zet een pan op tafel. Witte wolkjes puffen onder het deksel vandaan. Ze zucht en dekt met veel kabaal de tafel verder op.
-Ik kras niet, ik teken roosjes. ’t Is bijna klaar.
Het laatste blaadje probeer ik nog mooier te tekenen dan alle andere. Ik bijt op mijn tong tot het puntje begint te tintelen.
Er worden drie borden op tafel gesmeten. Een ervan tuimelt een paar maal rond voordat het tot stilstand komt. Mama zucht weer.
-Hou nu eens op met dat gekras. Ze trekt het mes uit mijn hand en legt het naast mijn bord neer.
-Ik heb honger, mama. Wanneer gaan we nou eten?
-Even wachten op papa, meisje, dan kunnen we met zijn drieën eten.
Ik leg mijn hoofd op tafel. Het plastic voelt heerlijk koel aan mijn wang. De motoren van ons schip zijn net stilgelegd en dat is altijd een fijn moment. De tafel dreunt niet, geen getril van glazen in de kast, de deuren klapperen niet. Geen geluid. Alleen het water dat tegen de zijkant van het schip klotst.
-Waar blijft-ie nu weer? Mama loopt naar het raam. Ze kijkt schuin naar buiten en probeert het gangpoort in te turen.
-We liggen al een poosje stil. Hij had allang binnen  kunnen zijn. Straks is al het eten weer koud.
Met twee halen rukt ze de strik van haar schort los en schuift tegelijk haar voeten in haar slippers.
-Het moet toch niet zo moeilijk zijn om hier eens een keer met z’n allen tegelijk te eten. Even naar de stuurhut. Ik ga hem nu halen, zegt ze kortaf.
-Goed mama. Ik pak mijn mes en begin aan het tweede roosje.
Op het moment dat mama naar buiten wil stappen, komt papa binnen. Hij ziet er leuk uit. De wind heeft door zijn donkerblonde krullen gewoeld en hij heeft rode wangen van het werken. Vlug schopt hij zijn schoenen uit en gooit zijn zwarte lederen jas, die glimt van de regenspatjes, over het kapstokhaakje.
-Dat schoot weer lekker op, zeg. Zegt mama vinnig.
-Ja, die matroos, buldert papa, ik weet niet waar ze die lul vandaan hebben geplukt. Maar als je nog geen touw om een bolder kan sjorren. Ging die klootzak ook nog eens in een lus staan. Hebben we straks een brekebeen aan boord.  Kunnen we naar het ziekenhuis!
-Nou, nou, een beetje rustig aan. Marjolein zit daar.
Papa koekeloert om mama heen en zwaait naar me.
-Hallo, meisje. Hij loopt op me af en lacht zijn tanden bloot. Die tanden die een beetje te groot zijn voor zijn mond. Hij lijkt zo op die Franse zanger. Met zijn met smeer bevuilde vinger geeft hij een tikje op mijn neus. Zijn hand ruikt naar shag en olie. Langzaam snuif ik de scherpe geur op en besluit me dit voor altijd te blijven herinneren. Die geur en die lach.
-Was je je handen eerst?
Papa trekt een gek gezicht alsof hij bang is van mama en sloft gehoorzaam naar de waterpomp. Papa is lief en grappig. Als ik later zo’n man heb, hoeft hij van mij nooit zijn handen te wassen en zal ik zeker niet zo kribbig tegen hem doen.
Ondertussen schept mama een dampende hoop hutspot op mijn bord.
-Niet zo veel, protesteer ik.
-Dat is helemaal niet veel. Je eet in ieder geval de helft op.
-Maar dan zonder de worteltjes.
-Begin nu maar, zegt mama ongeduldig.
Ik prik met mijn vork wat in de prut en stel het moment van de eerste hap zo lang mogelijk uit. Even wachten tot papa opgeschept krijgt. We moeten toch samen eten?
Papa roert zijn hutspot door het kuiltje jus. Zijn vork houdt hij ale een roeispaan vast, bruine druppeltjes spatten op de rozenblaadjes. Vol aandacht kijk ik hoe hij eet. Grote happen die onmogelijk in zijn mond lijken te passen worden naar binnen gewerkt. De ene hap volgt de andere op, zonder dat hij lijkt te kauwen. Uit zijn ene mondhoek hangt een kwak puree en aan de andere kant loopt een spoortje jus over zijn kin. Hij veegt de vettigheid weg met zijn ene hand, terwijl hij met de andere het eten over het bord heen en weer schuift. Tot hij een volgend bergje heeft gemaakt om op zijn vork te schuiven. Papa kreunt en bromt, waarmee hij waarschijnlijk bedoelt dat het lekker is.
Verwonderd vraag ik me af hoe mama van iemand die zo schrokt kan houden. Ik wend mijn blik af en schep een klein beetje hutspot op mijn vork. Met tegenzin slik ik de brij door, waarin ik per ongeluk een stukje wortel heb laten zitten. Ik ril en wiebelend op mijn billen bereid ik me voor op een tweede hap. Mijn benen plakken aan het rode skai van de bank. De plek naast me is erg leeg. Ik mis mijn zus. Wat zal zij op het schippersinternaat nu eten?
Papa laat een flinke boer
-Sorry, zegt hij met een hand voor zijn mond alsof hij er echt spijt van heeft.
Zijn bord is helemaal schoon leeg.
-Ben je nu al klaar, pap.
-Ja, meisje, maar jij moet nog heel veel.
-Wil je niet meer? Vraagt mama aan papa. Ze tilt het deksel op en roert in de pan.
-Nee, nee, we moeten snel weer gaan varen, als we om acht uur in Keulen willen lossen.
-Maar er is nog zo veel, protesteert ze.
-Ach, prakkie voor de loods morgen, antwoordt papa.
Hij staat op, boert nog een paar keer binnensmonds en kust mama op haar wang. Ze giechelt. Ik griezel ervan, want hij heeft niet eens zijn mond schoongeveegd.
Even later als de motoren in de machinekamer de pannen en borden op tafel weer laten trillen, neem ik mijn derde hap.
-Goed zo meid, nog drie hapjes, zegt mama blij. Ze neuriet een lied en begint opgewekt af te ruimen.



zondag 8 januari 2012

Coulrofobie of het meest verschrikkelijke cadeau.

Sinterklaas heeft dit jaar voor het eerst onze schoorsteen overgeslagen. R. en ik hadden het plan opgevat om dit jaar voor elkaar ons best te gaan doen in de vorm van cadeautjes onder de kerstboom. Oudste kind stelde voor om dan eerst lootjes te trekken, anders doen we dat weer op het allerlaatste moment. Vervolgens zouden we ons wensenlijstje op de koelkast hangen. We weten inmiddels dus al een poosje wie we moeten gaan verwennen. Er hangt echter nog geen lijstje op de koelkast. Ook ik kraak mijn hersenen om een verlanglijstje op papier te krijgen. Een heel jaar vind ik van alles en nog wat de moeite van het krijgen waard en op het moment suprême heb ik acute afasie. En vooral in de categorie van een cadeautje voor maximaal 25 euro. Mijn diepste wensen bevinden zich ver buiten dit budget. Alle warenhuisfoldertjes heb ik al van voor naar achter en weer terug doorgebladerd en kom niet verder dan een oliebrandertje van De Tuinen of een boeken-, cd- of cadeaubon. Aaargh.
Vroeger was het eenvoudig. De Sint (je moeder) wist altijd precies waar je nachtenlang over fantaseerde en geheid dat die droom verpakt tussen de presentjes in de zak lag. Ik kan me maar een keer herinneren dat “de oude baas” de plank missloeg.
5 December eind jaren 60 vierden we pakjesavond bij mijn opa, die in een oud dijkhuis in Papendrecht woonde. Het was een idyllisch tafereel met ooms, tantes, neefjes en nichtjes geschaard rond een grote stapel cadeaus. Iedereen babbelde vrolijk door elkaar en het rook naar warme chocolademelk en speculaas. De pakjes werden door de grote mensen uitgedeeld. Ik had al een aantal presentjes ongeduldig uitgepakt, totdat ik een laatste cadeau in mijn graaiende handjes kreeg. Het voelde zacht aan, dus misschien weer zo’n heerlijk knuffelbeest. (Ik was zo’n kind dat vooral van pluchen beesten hield. Mijn ouders probeerde me wel eens met een pop te paaien, maar vreselijk vond ik die bleke gezichtjes. De enige pop die ik leuk vond was een duitstalige blondine met een koordje in haar nek en als je daar aan trok sprak ze metalig een zinnetje als: ’Gib mir ein Kuss’of ‘Hasst du mich lieb?’. Ons gezin was vroeger op de binnenvaart vaak in Duitsland, vandaar. Daar hield mijn liefde voor poppen op. Liever wrong ik mijn knuffelbeer of huiskat in een kanten jurkje, waarbij deze laatste angstig miauwend in een poppenwagentje door mij door de woonkamer werd geduwd.)
Het eerste wat ik uit het papier tevoorschijn zag komen was een vrolijk gekleurd kostuumpje waar het ding gekleed in was. Rood en blauw. Op het moment dat ik het omdraaide en in een grijnzend clownsgezicht staarde, slaakte ik een onwezenlijke kreet en smeet vervolgens het ding richting andere kant van de woonkamer. Pipo knalde tegen de muur en viel ergens achter een bank neer. Nooit meer teruggezien. Het zal op dat moment duidelijk zijn geweest dat men mij echt niet dolgelukkig maakte met poppen en met clowns in het bijzonder.
Van de sukkelige August via de campy Pierrot tot Bassie van Adriaan aan toe. Ze hadden in mijn opzicht allemaal iets te verbergen achter die geveinsde glimlach, waarbij Pennywise uit Stephen Kings’ It mijn meest gruwelijke angsten bevestigde. Echter deze “vrolijkerd” maakte er tenminste geen geheim van dat hij een verknipte figuur was en moordde er breed grijnzend op los. Ik ben ze eng blijven vinden, die clowns met hun geschminkte gezichten. Behalve Pipo de Clown dan, want hij had iets menselijks. Waarom? Hij deed het met Mammaloe natuurlijk! Hoe klein ik ook was, ik had al snel door dat hun relatie verre van platonisch was, dat wanneer Klukkluk denkbeeldige bizons over de Hollandse polders joeg en Dikke Deur zich te goed deed aan slagroomtaart in het dorpscafé de kanten gordijntjes in de olijke huifkar dichtgingen. Waar kwam anders dat kind ineens vandaan?


Niemand zou mij ooit meer iets cadeau doen wat lijkt op of de vorm heeft van een clown.
Wat dan? Uhm, een even denken, oliebrandertje, cd- of boekenbon………


Wat kreeg jij cadeau en heb je meteen op marktplaats gezet? Plaats je verhaal of foto.




Vol verwachting klopt mijn hart......


Jo.